'Hulpverlener is Sitting Duck'
Twee op de drie jeugdhulpverleners krijgt te maken met ernstige agressie, zoals (seksuele) intimidatie, geweld of bedreiging, voornamelijk door ouders van de kinderen die zij moeten helpen. Een noodkreet van een professional:
‘Binnen onze organisatie hebben we de afgelopen jaren diverse malen aangifte gedaan en ook politieondersteuning gehad. Nergens staat beschreven op welke steun binnen de richtlijnen, professionele autonomie of het tuchtrecht Jeugdwerkers aanspraak kunnen maken als het gaat om botsende belangen tussen de persoon van de hulpverlener en de cliënt, wanneer cliënten zich misdragen.’
Noodkreet van een professional:
‘Uiteraard vind ik het afleggen van verantwoording als professional en de ontwikkeling van Tuchtrecht binnen onze beroepsgroep een logische en noodzakelijke stap. Kijkend naar andere beroepsgroepen werd het zelfs hoog tijd. Maar de huidige geformuleerde richtlijnen en artikelen zijn gepreoccupeerd ten aanzien van de rolverdeling tussen de hoofdrolspelers: de cliënt en de hulpverlener.
Binnen de huidige “mores” van het Tuchtrecht wordt de cliënt te allen tijde impliciet als “hulpvrager” beschouwd en de Jeugdwerker als “hulpverlener.” Dit is een simplificatie van onze realiteit. Nogal wat ouders (en kinderen) binnen “drang en dwang kader” - de achtergrond van veel van onze cliënten - ervaren zelf helemaal geen hulpvraag en accepteren dan ook nauwelijks of niet dat er in hun zaak leiding wordt genomen door de Jeugdwerker, zelfs niet als dit is opgelegd door de rechter. Wanneer ouders (en/of kinderen) de Jeugdwerker niet toestaan om leiding te nemen, kan een soort loopgravenoorlog ontstaan, waarbij de Jeugdwerker tussen ouders wordt gemangeld, of tot vijand wordt bestempeld, al dan niet via de (social) media.
Makkelijk doel: ‘sitting duck’
Meer dan 80% van de Jeugdhulpverleners heeft te maken met expliciete vormen van agressie. Binnen onze organisatie hebben we de afgelopen jaren diverse malen aangifte gedaan en ook politieondersteuning gehad. Nergens staat beschreven in de beroepscode op welke steun binnen de richtlijnen, professionele autonomie of het tuchtrecht Jeugdwerkers aanspraak kunnen maken als het gaat om botsende belangen tussen de persoon van de hulpverlener en de cliënt, wanneer cliënten zich misdragen. Dat nergens in de richtlijnen expliciet over deze rechten van de hulpverlener iets terug te vinden is, maakt dat ze voor conflict zoekende ouders een “sitting duck” zijn en het geformuleerde klacht- en tuchtrecht dergelijke ouders nu een nieuw podium biedt. Ongeacht een voorgeschiedenis met verbale en/of non-verbale agressie en manipulatie door cliënten naar de hulpverlener, wordt dit soort klachten nogal eens ontvankelijk verklaard en moet de hulpverlener vervolgens frustrerende en tijdrovende verantwoording afleggen. Veel van mijn collega’s in ons werkveld ervaren het huidige tuchtrecht als een onevenwichtige en demotiverende verzwaring van het beroep in plaats van als de “ondersteuning” waarvoor ze bedoeld is.
Manipulatie van de hulpverlener
Een voorbeeld is de hoeveelheid klachtprocedures van vechtscheidende ouders, waarbij met regelmaat te onpas het klachtrecht, meestal door alleen een van de ouders, wordt ingezet om het “eigen gelijk” te realiseren of om de (juridische) gang van zaken rond de kinderen en de ex te saboteren. Dergelijke negatieve inbreng van de cliënt benoemen, leidt vervolgens niet zelden tot nog weer nieuwe klachten. Een gevolg hiervan is dat op voorhand noodzakelijke confrontaties met cliënten nogal eens langer vermeden worden, dan eigenlijk verantwoord is. 30% van de medewerkers in de gedwongen Jeugdhulpverlening wisselt jaarlijks, waarbij de toenemende druk om extern verantwoording af te leggen een grote rol speelt, terwijl niet zelden niet alleen de kinderen, of de andere ouder maar ook de hulpverlener gemanipuleerd of expliciet tegengewerkt wordt of zelfs slachtoffer is.
Het Tuchtrecht kan het probleem van agressie van cliënten naar Jeugdwerkers natuurlijk niet oplossen, maar het kan hen wel betere ondersteuning en bescherming bieden door daarover expliciete richtlijnen op te nemen, dat is op dit moment niet het geval.'
Loes Michels, Omgangshuis Noord-Holland
Beschouwing
Loes Michels snijdt een belangrijk en herkenbaar punt aan: de bescherming van de hulpverlener. Het past in een maatschappelijke ontwikkeling waarin agressie tegen hulpverleners in het algemeen (brandweer, ambulance) toeneemt.
Het tuchtrecht kan ervaren worden als een extra middel tegen de hulpverlener. ‘Veel van mijn collega’s in ons werkveld ervaren het huidige tuchtrecht als een onevenwichtige en demotiverende verzwaring van het beroep in plaats van als de “ondersteuning” waarvoor ze bedoeld is’, zegt Loes treffend. De beroepscode en tuchtrecht is evenwel niet gericht op het beschermen van de persoon van de werker maar gericht op de bescherming van het beroep, resp. de bewaking van de kwaliteit van de beroepsuitoefening.
Voor hulpverleners is de beroepscode het kompas aan de hand waarvan zij hun professioneel handelen kunnen verantwoorden. Hoewel professionals die al concreet met agressie te maken hebben, dit niet als hulp of verlichting zullen ervaren, is een weloverwogen gebruik van de beroepscode weldegelijk een belangrijk ondersteunend middel. Want het ontbreken van een goede verantwoording van je handelen zal de angst slechts vergroten. Dan ben je nog sneller doelwit.
Begrip
Hulpverleners ervaren dus vaak dat er geen steun vanuit het ‘systeem’ is. Je zou haast willen dat er een code voor cliënten zou komen, maar dat is uiteraard weinig realistisch.
Het tuchtrechtsysteem is inderdaad gericht op het handelen van de professional. Uiteraard zouden via het tuchtrecht aangeklaagde professionals moeten kunnen rekenen op voldoende begrip voor eventuele verzachtende omstandigheden; bijvoorbeeld als (de dreiging van) agressie en de druk/stress die dat met zich meebrengt van invloed is op de kwaliteit van het professioneel handelen.
Anderzijds zou de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW) een lans kunnen breken voor meer aandacht voor dit item en een betere bescherming van de hulpverleners. Het gaat hier om een vaak meer venijnig soort agressie dan bij b.v. ambulance/politie, omdat het onderhuids is en langer voortwoekert. Dit heeft ook te maken met het feit dat kinderen en opvoeding bij betrokkenen vaak heftige emoties oproepen. De binding met een kind is een binding met een kwetsbaar en onvervangbaar wezen en dat roept de meest heftige emoties op
Als er dreigende levensbelangen in het geding zijn, en dat is agressie naar de hulpverlener, mag een hulpverlener uiteraard alle stappen ondernemen om die dreiging af te wenden. Dat staat niet expliciet zo in de code, maar als het gaat om levensbedreigende situaties, telt het leven van een hulpverlener net zo zwaar als ieder ander leven.
Als cliënten of andere betrokkenen bedreigingen uiten naar hulpverleners telt uiteraard het strafrecht. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan.
Persbericht:
Een oud-inwoner van Tzum heeft een werkstraf van veertig uren gekregen. De man heeft medewerkers van het eerdere Bureau Jeugdzorg Friesland met de dood bedreigd. Naast de werkstraf kreeg de man ook een celstraf opgelegd van een week voorwaardelijk.
Zijn zoontje was uit huis geplaatst en daarnaast waren er problemen met de omgangsregeling. De verdachte had met Jeugdzorg gebeld en gezegd dat hij twee medewerkers 'doormidden schoppen' en 'in stukken snijden' zou. Zelf ontkent de man dat, maar de rechter geloofde de getuigen en veroordeelde de man.
Bron: www.omropfryslan.nl
Aandachts- en actiepunten
De noodkreet van Loes Michels vertalen we in enkele aandachts- of actiepunten: